FAQ – Diversen


Artikel 7.01: toepassing van het CDNI bij het gedeeltelijk lossen van een schip (afgifte van een losverklaring)

 

Probleemstelling:

Het CDNI brengt in artikel 7.01 geen onderscheid aan tussen volledig lossen en gedeeltelijk lossen. Bovendien wordt geen onderscheid naar ladingsoort gemaakt. Dit betekent dat ook voor binnenschepen die containers of verpakte drogelading hebben geladen telkens wanneer gedeeltelijk gelost wordt een losverklaring afgegeven zou moeten worden.

 

Welke bepalingen van het CDNI zijn van toepassing op het gedeeltelijk lossen?

 

Bij het gedeeltelijk lossen bestaan twee gevallen:

 

1. De deelladingen worden vervoerd in één enkel gemeenschappelijk laadruim.

In dit geval moet het schip pas na het lossen van de laatste deellading overeenkomstig de artikelen 7.03 tot en met 7.05 van bijlage 2 worden gereinigd, gevolgd door de afgifte van de losverklaring. Hierbij moeten in voorkomend geval alle deelgoederen met het goederennummer worden vermeld.

De aanwijzing b) voor de toepassing van de tabel “losstandaarden” in aanhangsel III van bijlage 2 schrijft voor dat het laadruim moet worden gereinigd volgens het goed met het strengste voorschrift; het waswater moet op een overeenkomstige wijze worden afgegeven en verwijderd.
Met betrekking tot de kosten moet

  1. a) bij vloeibare lading de verlader,
  2. b) bij droge lading de ladingontvanger,

of – wanneer de verlader of de ladingontvanger gebruik maakt van een overslaginstallatie – de overslaginstallatie die verantwoordelijk is voor het lossen van de laatste deellading en de aansluitende reiniging, met de overige verladers, ladingontvangers of overslaginstallaties die verantwoordelijk zijn voor de gedeeltelijke lossingen een overeenkomstige verdeling overeenkomen.

 

2. De deelladingen worden vervoerd in gescheiden laadruimen of ladingtanks.

In dit geval geldt voor elke deellading per gescheiden laadruim/ladingtank:

  1. a) lossen van de deellading uit het laadruim/de ladingtank;
  2. b) reinigen van het laadruim/de ladingtank overeenkomstig de artikelen 7.03 tot en met 7.05 van bijlage 2;
  3. c) invullen van een losverklaring voor elke deellading overeenkomstig artikel 7.01.

De verwijdering van alle resterende overslagresten valt krachtens artikel 7.03, lid 3, onder de verantwoordelijkheid van de overslaginstallatie die als laatste lost.

 

 

Opmerking:

 Bij het vervoer van containers en verpakt stukgoed [droge goederen]  moet aanwijzing  c) voor de toepassing van de tabel van aanhangsel III worden nagekomen:

“Bij vervoer van stukgoed zoals bijvoorbeeld voertuigen, containers, grootverpakkingsmateriaal, verpakte goederen en goederen op pallets, wordt het afgifte-/innamevoorschrift bepaald door de hierin aanwezige losse of vloeibare goederen die als gevolg van beschadigingen of lekkages zijn vrijgekomen”.

Afbakening van het begrip slops

Probleemstelling:

Het informatieblad van het CDNI “Omgang met afval van de lading” (stand mei 2014) voorziet op pagina 4, in het schema onder 1.2 (“Begrippen met betrekking tot de lading”), dat na het wassen het ontstane waswater onder deel B en de ontstane slops onder deel C van het CDNI vallen.

In artikel 8.01 worden slops gedefinieerd als een verpompbaar of niet verpompbaar mengsel dat bestaat uit ladingrestanten met waswaterrestanten, roest of slib.

Het waswater is volgens de definitie van artikel 5.01 het water dat gebruikt is bij het wassen van een bezemschoon of vacuümschoon laadruim dan wel een nagelensde ladingtank. Hiertoe wordt tevens gerekend het ballastwater en het regenwater dat uit deze laadruimen of ladingtanks komt.

Aangezien slops ook resten van waswater bevatten, ligt een duidelijke afbakening moeilijk.

 

 

Wat zijn slops en hoe moet dit begrip ten opzichte van het waswater worden afgebakend? Is eventueel het volume “vloeistof” bepalend voor de behandeling volgens deel B of deel C, omdat alleen waswaterrestanten als ingrediënt worden genoemd?

 

Het antwoord ligt in de definitie van “slops”.

Deze luidt: “slops”: verpompbaar of niet verpompbaar mengsel bestaande uit ladingrestanten met waswaterrestanten, roest of slib.

 

Wanneer na het lossen van een schip het laadruim wordt gereinigd om de restlading te verwijderen, bestaat na de reiniging met het gebruik van (alleen) de bezem of een veegmachine de toestand “bezemschoon laadruim” volgens de definitie van artikel 5.01, letter f.

Na het gebruik van een vacuümcleaner (kleine straatveegmachine: vegen en zuigen) ontstaat een “vacuümschoon laadruim” (zie artikel 5.01, letter h).

 

Wat in beide gevallen in het laadruim achterblijft, zijn de ladingrestanten (artikel 5.01, letter c). Het schip moet worden gewassen wanneer een “wasschoon laadruim” (artikel 5.01, letter k) wordt vereist. Hierbij worden de ladingrestanten verwijderd met bijvoorbeeld de dekwasslang (buitenboordwater) of met een hogedrukreiniger (waterdamp).

Wat overblijft is waswater, dat volgens de losstandaard van aanhangsel III

a) in de vaarweg gebracht mag worden of

b) op het riool geloosd mag worden of

c) voor een bijzondere behandeling aan wal afgegeven moet worden.

Afhankelijk van de consistentie van de ladingrestanten wordt meer of minder waswater gebruikt en geproduceerd.

 

Dit waswater loopt afhankelijk van de achterste trimsituatie van het schip naar de achterste lenskop in het laadruim en tegelijk worden ook de ladingrestanten in deze richting gespoten. De ladingrestanten zijn meestal dusdanig verdund bij de lenskop dat alles door de lenspomp wordt opgezogen en verwijderd. In dit geval ontstaan geen slops.

 

De ladingrestanten die door hun consistentie niet verwijderd kunnen worden door de lenspomp met voorfilter moeten alsnog met veger en blik worden verwijderd (bijvoorbeeld resten van hout en kunststof), waarbij deze ladingrestanten als “slops” worden aangemerkt. Slops kunnen waswaterrestanten, overige ladingrestanten, vuil en roest bevatten en worden met een emmer of andere container uit het laadruim verwijderd. Het ligt voor de hand (gemak van de schipper) dat voor zover mogelijk alle ladingrestanten met water naar buiten worden gespoten om zo weinig mogelijk slops te hoeven verwijderen door middel van de laadruimleiding.

 

In de tankvaart ontstaat bij het wassen meestal slib bestaande uit ladingrestanten en roest (slops) die op de tankbodem voor de lenskop of uiteindelijk in de filter voor de lenspomp blijft hangen (zie de afbeelding).

 

De ervaring heeft geleerd dat bij reiniging van de tank van een tankschip van 110 meter in totaal twee tot drie 200-liter vaten met slops ontstaan die verwijderd moeten worden.

 

Afgifte van slops

Probleemstelling:

In het kader van de afgifte van waswater en de in de losverklaring overeenkomstig Aanhangsel IV vereiste vermelding van slops en de indeling van slops in Deel C van Bijlage 2 is het niet duidelijk of slops telkens als het schip gelost wordt, moeten worden afgegeven. Aangezien slops onder Deel C van Bijlage 2 vallen, zijn hier artikel 9.01, eerste lid en vooral ook artikel 9.03, eerste lid, in verbinding met artikel 4, tweede lid, van toepassing. Het zou dus mogelijk moeten zijn om de slops gedurende verschillende reizen te verzamelen.

 

Wanneer moeten slops afgegeven worden?

Het CDNI bepaalt dat:

1. slops niet in de vaarweg geloosd mogen worden (artikel 3, in verbinding met artikel 9.01, eerste lid);

2. slops aan boord gescheiden verzameld dienen te worden en bij een geëigende ontvangstinrichting moeten worden afgegeven (artikel 9.03, eerste lid);

3. de ontvangstinrichtingen voor slops verplicht zijn, slops aan te nemen (artikel 4, derde lid, in verbinding met artikel 10.01);

4. over de afgifte en inname een verklaring als bewijs moet worden opgesteld (artikel 4, vierde lid, in verbinding met artikel 10.01);

5. de kosten de schipper afzonderlijk in rekening kunnen worden gebracht (artikel 7, vierde lid).

 

Het CDNI legt niets vast over de regelmaat van de afgifte, noch voor de slops, noch voor de andere afvalsoorten overeenkomstig Deel C. Dit betekent echter dat slops als zij tijdens de reis ontstaan, verzameld moeten worden. De slops mogen daarvoor in vaten of tanks worden opgeslagen die groot genoeg zijn om de slops van meerdere reizen te bevatten. Dat de slops niet in het laadruim/-tank, maar in een afzonderlijke tank of houder verzameld moeten worden, vloeit voort uit de eis van de gescheiden inzameling van de verschillende afvalsoorten zoals bepaald in artikel 9.03, eerste lid, eerste volzin.

Dit betekent dat de inhoud van de sloptank niet eenduidig aan een bepaalde reis kan worden toegewezen, maar dat in de tank of houder slops van meerdere reizen verzameld kunnen worden.

Aanwijzing: slops vormen een thematiek waarbij tevens de bepalingen van het ADN (onder andere artikelen 3.2.3.1, kolom 20, punt 19, 7.2.4.1.1, 9.3.2.26 en volgende en 9.3.3.26 en volgende) in acht genomen moeten worden met betrekking tot

– de toelating,

– het aantal,

– de inhoud,

– de opstelling en de toegestane vermenging per houder.

 

 

Scrubberresiduen en inertiegassen

 

Probleemstelling:

Bij een controle aan boord van een zeetanker in een industriële haven kwamen de volgende feiten aan het licht.

Bij de achtersteven van het schip werd bruine schuimvorming waargenomen, die klaarblijkelijk werd veroorzaakt door vloeistof die onder water uit het scheepsboord naar buiten stroomde. Het nader uitgevoerde onderzoek heeft aangetoond dat de vloeistof die onder water uitstroomde waswater was, dat afkomstig was uit de reinigingscyclus van de rookgassen van de hulpdieselmotor.
Het rookgas van de hulpdiesels wordt gereinigd door wassen alvorens gebruikt te worden voor het inert maken van de ladingtanks van het motortankschip tijdens het losproces (gelost werd een lading gasolie).

 

Hoewel de hoeveelheid en de exacte samenstelling niet afdoende beoordeeld kan worden, lijkt het vast te staan dat het in het havenwater geloosde waswater tijdens de rookgasreiniging is vervuild en op deze wijze een verontreiniging van het water heeft veroorzaakt.

Artikel 3, eerste lid, van het CDNI verbiedt scheepsafval in vaarwegen te brengen die onder het CDNI vallen, tenzij dit is toegestaan ten gevolge van de uitzonderingen van Bijlage 2 van het CDNI. Volgens artikel 1, letter g, van het CDNI zijn deze bepalingen ook van toepassing op zeeschepen. Volgens artikel 8.01, letter e, van Deel C van het CDNI moet het waswater van rookgasreiniging worden ingedeeld in de categorie “klein gevaarlijk afval”. Dit komt ook naar voren uit het informatieblad van het CDNI dat betrekking heeft op de verwijdering van afvalstoffen en het gebruik van reinigingsmiddelen in de binnenvaart (stand januari 2016). In dit blad worden onder punt 5 (klein gevaarlijk afval) scrubberresiduen opgevoerd. In deze context dringt zich echter de vraag op of in dit kader alleen het zogenaamde scrubberslib of ook het waswater met slibdelen (resten) wordt bedoeld.

Tot nu toe werd deze kwestie vooral besproken met betrekking tot de rookgasreiniging in zogenaamde “scrubbers” bij het verbranden van brandstoffen met een hoog zwavelgehalte in hoofdmachines en hulpdieselmotoren van zeeschepen. De huidige kennis heeft geleid tot de beslissing dat het hierbij ontstane waswater niet geloosd mag worden in de binnenwateren die onder het toepassingsgebied van het CDNI vallen en dat de gebruikte “scrubberinstallaties” op deze schepen moeten worden bedreven in de zogenaamde “closed-loop”-werking wanneer CDNI-vaarwegen worden bevaren.

Een dergelijke “gesloten lus”-modus is niet voorzien of onmogelijk met betrekking tot het eerder genoemde wassen van rookgas dat wordt gebruikt voor het inert maken.

 

Hoe moet met deze kwestie worden omgegaan, aangezien de waterpolitie bij ongeoorloofde vervuiling over moet gaan tot nadere vaststellingen en/of maatregelen?

Scrubberresiduen vormen net als inertiegassen klein gevaarlijk afval in de zin van het CDNI. Volgens artikel 9.01, eerste lid, van Deel C van het CDNI is het zonder enige uitzondering verboden om klein gevaarlijk afval in de binnenwateren te lozen. Zeeschepen zijn volgens het Duitse recht niet uitgezonderd van dit verbod.

 

 

 

Losverklaring en slops

 

Probleemstelling:

In de losverklaring is onder letter F de documentatie van de afgifte van slops voorzien, met de vermelding van de hoeveelheid in liter of kg. Volgens artikel 8.01, letter d, van Deel C, hoofdstuk VIII, van Bijlage 2 van het CDNI gaat het bij slops om “…verpompbaar of niet verpompbaar mengsel bestaande uit ladingrestanten met waswaterrestanten, roest of slib”.

De losverklaring is onder andere bedoeld voor de documentatie die het mogelijk maakt om ladingrestanten en overslagresten, restlading en waswater te traceren. Dit is afval van de lading volgens Deel B.

Slops vallen echter onder overig scheepsbedrijfsafval volgens Deel C en worden ook gedefinieerd in dit deel (zie hierboven).

 

 

Hoe moet met deze kwestie worden omgegaan, aangezien de waterpolitie bij ongeoorloofde vervuiling over moet gaan tot nadere vaststellingen en/of maatregelen?

Scrubberresiduen vormen net als inertiegassen klein gevaarlijk afval in de zin van het CDNI. Volgens artikel 9.01, eerste lid, van Deel C van het CDNI is het zonder enige uitzondering verboden om klein gevaarlijk afval in de binnenwateren te lozen. Zeeschepen zijn volgens het Duitse recht niet uitgezonderd van dit verbod.

 

Om welke reden bestaat een overlapping tussen Deel B en Deel C?

Slops vallen onder de bepalingen van Deel C. Slops worden echter genoemd onder letter F van de losverklaring om het geval mogelijk te maken waarin de ladingontvanger of de overslaginstallatie het accepteert om slops over te nemen (dit is inderdaad geen verplichting).

 

Waarom wordt afval dat volgens de afvalstoffenlijst wordt ingedeeld onder 161001 of 161002, dat bij aanname aanleiding geeft tot de afgifte van een verklaring volgens het afvalrecht, aanvullend gedocumenteerd door middel van de losverklaring na de afgifte van dit afval aan de verwijderaar?

De losverklaring is het centrale document om aan te tonen dat alle deelnemers aan de vervoersketen (verlader, ladingontvanger/overslaginstallatie, schipper, ontvangstinrichting voor het waswater enz.) bij het lossen aan hun respectieve verplichtingen hebben voldaan

 

Betekenis van het begrip 'specifiek vervoer'

Probleemstelling:

Het begrip “specifiek vervoer” in artikel 6.03, lid 7, van Deel B van Bijlage 2 van het CDNI leidt tot veel vragen in de praktijk, omdat het begrip niet nader is gedefinieerd. Vooral in de havens met weinig binnenvaart bestaat onzekerheid.

 

Wat wordt bedoeld met het begrip? Kan het eventueel worden gelijkgesteld met het begrip bijzonder transport in de politievoorschriften?

Het begrip “specifiek vervoer” in artikel 6.03, lid 7, moet niet worden gelijkgesteld met het begrip “bijzonder transport” dat in de politievoorschriften wordt gebruikt. Artikel 6.03, lid 7, heeft betrekking op het individuele geval waarin een schip altijd dezelfde goederen voor een bepaald doel over een langere periode van A naar B vervoert en waarvoor het invullen en aan boord bewaren van een losverklaring dan ook een onnodige inspanning vormen.